Wandeling 1

Wandeling een

Thans willen wij onze wandelingen door onzen Lusthof beginnen en zullen die volgens een vooraf ontworpen plan vaststellen, opdat wij zoodoende zooveel mogelijk al het merkwaardige te zien en te genieten krijgen. Ja, zien en genieten behoort hier in deze omgeving onafscheidelijk bijeen; natuur en kunst hebben hier in edelen wedijver samengewerkt om een schoon geheel te scheppen; zonder overdrijving mag men dan ook Baarn tot de bekoorlijkste plekjes van ons land rekenen.

Op onze wandeling willen wij U niet telkens op dat natuurschoon wijzen, - wij zouden te veel in herhalingen moeten vervallen. Trouwens het valt u zelf spoedig genoeg in het oog: hier een schat bloemen, als een toovertuin, - daar een bekoorlijke groep heesters in verschillende tinten, - ginds welvende lanen met zacht gedempt en koel licht; - elders een heerlijke waterpartij in het ruischende bosch, en nog zooveel ander natuurschoon, te subtiel om in woorden over te brengen.

 

Het zal u zeker niet verwonderen, dat wij op den Brink

aantreden, het eeuwenoude plein met zijn statige linden. Eens was het met zijn kerk en gemeentehuis voor het nederige dorpje het middelpunt, waaromheen de weinige woningen zich als kinderen om hun moeder groepten.

Doch door de uitbreiding van Baarn naar het zuiden en het westen, is reeds het lang het middelpunt niet meer. Maar toch handhaaft de Brink nog steeds in het dorpsleven de belangrijke plaats, die de traditie het aanwees.

Hier verheft zich n.l. het  Kerkgebouw der Herv. Gemeente op de plaats, waar eenmaal het oude christenkerkje stond en waarvan ons een gelukkig toeval het oude doopvont heeft bewaard, zooals wij reeds in de inleiding zagen.

De tegenwoordige kerk heeft haar gedaante in 1888 verkregen, toen er aan ’t gebouw, dat omstreeks 1375 het oude christenkerkje verving, een vleugel of zijbeuk werd bijgebouwd. Eenmaal, wij zeiden het reeds, moesten hier bij de kerk de bewoners van Gooi- en Eemland hun thinsen voor de abdis van Elten komen storten.

Op kerstavond 1580, toen de Katholieken juist het Kerstfeest zouden vieren, werd de kerk op bevel der Staten van Utrecht door de Hervormden in bezit genomen. Drie eeuwen lang bleef het gebouw onveranderd. Maar toen Baarn door de opening van den spoorweg zoo plotseling in omvang toenam, werd ook de kerk te klein en men besloot haar aan de Zuidzijde te vergrooten (1888).

Zij maakt thans met haar witte muren een vriendelijken indruk. Van binnen bezit zij een fraai gestoelte voor het Domein Soestdijk. De Koninklijke bank prijkt, zoals u ziet, met de vereenigde wapenschilden van Oranje-Nassau en van Groot-Brittanje. Dit laatste is een herinnering aan Stadhouder Willem III, den stichter van Soestdijk en dus ook van de bank, daar hij als Koning van Groot-Brittanje en Ierland ook het Englsche wapen liet aanbrengen. Als de Koningin-Moeder het Paleis in den voorzomer betrekt, is haar eerste kerkgang hier naar Baarn; daarna komt Soest aan de beurt, en een enkele maal De Vuursche of Eemnes-Binnen, in welke drie kerken Zij ook een eigen bank bezit.

Wilt u het oude steenen doopvont bezichtigen, dan vindt u dat onder den toren. De koster, de heer J. van der Maal, Hoofdstraat 17, zal het U gaarne laten zien.

Vlak naast de kerk vinden wij het Raadhuis 

met zijn monumentaal profiel, dat zich daar sedert 1909 verheft naar het ontwerp van onzen gemeente-architect
den heer F.F. de Boois. Oorspronkelijk was het gemeentehuis, het “ Rechthuis”, in de dorpsherberg gevestigd (thans ’t zeer vergroote Hotel Central,

daar aan de overzijde), - het kleine Baarn had genoeg aan een paar kamers. Maar in 1865 werd een eenvoudig eigen Gemeentehuis gebouwd, daar aan ’t begin der Hoofdstraat; eerst nog maar de helft, later ’t verdere gedeelte. (Thans is dit oude Raadhuis in gebruik als St. Nicolaasgebouw voor R.-Kath. Vereenigingen).

Natuurlijk bezichtigen wij ook de “ Herinnerings-bank” 

voor het Raadhuis, in tegenwoordigheid der Koninklijke Familie op 2 Augustus 1923 onthuld, ter herinnering aan het zilveren Regeerings-julileum van H.M. de Koningin.

Hier van den Brink af slaan wij den Eemnesserweg 

in, die ons naar Groeneveld

al brengen. Rechts en links van dezen breeden weg reien zich de villa’s aan elkander: alle verraden door haar nieuwen bouwstijl, dat zij eerst na Baarn’s uitbreiding verrezen zijn. En dat is ook zoo. Voor dien tijd was de Eemnesserweg eenzaam en verlaten; hier links. Vlak bij den Brink, stond de eenige villa “ Lommeroord”, 

 waarvan het park zich nog tot de Nieuwstraat uitstrekte.

Waar wij deze straat passeeren, beginnen de linden ter weerszijden van den weg ons te vergezellen en allerlei prachtige tuinen gluren daar tusschen door. Hier links, iets verder, ligt het lommerrijke “Maarschalkerbosch”, dat in 1920 door
Mej. Van Ijzendijk kosteloos aan de Gemeente werd afgestaan: een heerlijk paradijs in de zomermaanden, zoowel voor jong als oud. Daar boven op dien heuvel ziet gij het voormalig theehuisje van de familie Van Ijzendijk, thans door den Boschwachter bewoond. Van den omloop van dit gebouwtje, in Zwitserschen stijl opgetrokken, geniet men een prachtig panorama over Eemland; zelfs kan men bij helder weer de schepen op de Zuiderzee ontwaren.

We wandelen verder. Weldra ziet u rechts een statige laan van ruischende beuken, die u naar gindsche trotsche villa “ Rusthoek”

zou leiden, eens een bezitting van het Domein Soestdijk.

(opmerking: onderstaande ets is de villa die er eerst stond)

Maar we houden onzen straatweg en bereiken nu na eenige minuten Baarn’s schoonste allee: de Heemstralaan, met vier rijen van zware, eeuwenoude beuken. Zij werd in 1882 door den eigenaar, Baron Van Heemstra, aan de gemeente afgestaan. Verbeeld u den schrik der aanwonenden, ja van alle natuurbeminnaars, toen in den mobilisatietijd de helft der statige laan zou worden omgehakt! Maar gelukkig is het bij dat snoode voornemen gebleven: het bleek bij onderzoek, dat dit vellen met de bepalingen van de schenking in strijd was.

En zoo bereiken wij dan den grooten en alouden heerweg, die van Amersfoort over Soestdijk en Groeneveld door het Gooi naar Amsterdam voert: op dit punt, in de richting Soestdijk, een breede, schaduwrijke straatweg. Hier rechts om, dus naar Eemnes toe, noodigt u het oude, maar vriendelijke Hotel ”Het Huis Groeneveld” 

tot verpoozing uit. Vooral in den overtuin 

met zijn water- en boschpartijen kunt u met volle teugen van ’t natuurschoon genieten.

Wandel een paar stappen den Amsterdamschen straatweg verder op en rechts wacht u een prachtig panorama over Eemland en op Eemnes, een echt Hollandsch landschap. Ginds in de verte slingert de Eem en daarachter ziet gij de torens van Bunschoten, Spakenburg en Nijkerk.

En hier links, wat een statige oprijlaan

en wat een mooi kasteel, waar ze heenleidt; het is het “ Huis Groeneveld”, prijkend met het familiewapen Taets van Amerongen, aan welk aloud Stichtsch geslacht het toebehoort. En wat gij niet zoudt vermoeden: daarachter strekt zich een half uur lang een heerlijk bosch uit, bijna nog in ongerepte schoonheid, althans niet bedorven door zoogenaamde kunst. En zie een, hoe coquet die beek tusschen het overhangende groen heensluipt, hoe schilderachtig een paar rustieke bruggetjes in alle ijdelheid zich in het water spiegelen. Inderdaad een Dorado voor wandelaars. Wel staat er hier en daar “Verboden toegang”, maar …… ”il y a des accommodements”: de vriendelijke eigenaar zal ordelievende wandelaars niet weren. Hoewel niet het oudste, is Groeneveld toch een der fraaiste huizingen en landgoederen van Baarn. De meeste schrijvers laten dit Groeneveld door Oldenbarnevelts zoon Reinier van Gr. Aankoopen (1620), doch dit is een vergissing: zijn ambtsheerlijheid lag bij Rotterdam. Immers eerst veel later, n.l. in 1730, liet een Amsterdamsch koopman, Arent van der Waayen en bewindhebber der Westindische Compagnie, de hofstede die hier stond, aankoopen en tot het huidige kasteel 

ombouwen. Het werd steeds bewoond door deftige, patricische geslachten uit Amsterdam, die hier de zomermaanden kwamen doorbrengen. Ik wijs u op
Mr. Cornelis Hasselaer, die de Ambachtsheerlijkheid Eemnes kocht, en op zijn zoon Mr. Pieter. Na diens dood (1797) kwam het landgoed door aankoop aan
Jhr. Mr. Huydecoper van Maarsseveen, in wiens geslacht – al is het in vrouwelijke lijn – het prachtige landgoed is gebleven, n.l. eerst kwam het aan Mr. S.P. Baron van Heemstra, daarna aan Baron L.R. Taets van Amerongen en sedert diens dood (1921) aan zijn oudsten zoon.

Laten wij thans naar den Amsterdamschen Straatweg terugwandelen en dien nog een paar minuten naar den kant van Eemnes opgaan. Hier links ziet gij in een groot weiland een witte boerderij. Daar stond reeds 1300 een geducht kasteel met muren, torens en grachten, dat “Drakenburg”

heette. Het was zoo voornaam, dat het tot de “Ridderhofsteden” van Utrecht gerekend werd. Beroemde geslachten hebben het bewoond, zooals de “Van Zuylens van de Haer”. De laatste van dit geslacht was gehuwd met Geertrui van Lennep, en die naam heeft zeker onzen bekenden geschiedschrijver Mr. Jacob van Lennep aangetrokken, toen hij het huis Drakenburg, als “Guldenhof” in zijn roman “ Ferdinand Huyck” beschreef. Destijds (plm. 1830) was het echter geen kasteel meer; dit was in 1811 onder sloopershanden gevallen en vervangen door een meer gerieflijk landhuis. Het werd in genoemd jaar ’s zomers bewoond door Van Lenneps vriend Prof. Vrolik, en zoo zal onze schrijver er toe gekomen zijn dit huis tot een zijnder tafreelen te kiezen. Als de lezer dien roman gelezen heeft – en ieder Baarnaar is dat verplicht, om de eer van onze “Jacob v. Lennepstraat” en “Ferd. Huycklaan” op te houden – dan zal hij zich herinneren, dat Ferdinand Huyck de aanvallige Henriette Blaak in een koepel ontmoette. Welnu, deze koepel heeft werkelijk bestaan; hij is eerst omstreeks 1874 afgebroken. “En waar dan?” zul u vragen. Zie hier. Als we even doorloopen tot de plaats, waar het fietspad naar Laren begint, dan ziet u een beekje het weiland begrenzen. Welnu, aan dat beekje vlak aan den weg stond de koepel, dien Van Lennep bedoelde.

Keren wij thans op onze schreden terug tot de Heemstralaan

n vervolgen wij hier rechtuit onzen tocht in de richting Soestdijk.

De eenigszins klimmende weg, door prachtig geboomte aan weerszijden omzoomd, brengt ons langs schilderachtige boschpartijen en deftige villa’s.

Hier links ziet ge al dadelijk moderne “Berg en Dal”,

met een vriendelijk torentje, te midden van een fraaien tuin, vol bloemen en heesters; een spiegelend vijvertje met droomende waterlelien verhoogt nog het intieme schoon. Hier rechts lokken u allerlei lanen boschwaarts; inderdaad: daar zou u een waar paradijs van boschgenucht wachten. Ver, zeer ver strekt zich daar het “Bosch van Schouwenburg” uit, voor houders van permissie-kaarten vrij te bewandelen. (Deze kaarten mondeling of schriftelijk aanvragen bij den Secretaris van het Vreemdelingenverkeer, Heemstralaan 2). Dit schoone bosch behoort bij het landhuis “Buitenzorg”

 hier rechts aan den weg: een deftige huizinge, zooals men die een eeuw geleden bouwde en die nog niets van haar bekoorlijkheid hebben verloren. Deze uitgestrekte buitenplaats is het eigendom van de Jonkheeren De Jong Schouwenburg, die het verhuren, thans aan Jhr. A.G. van Lennep.

Weldra volgen rechts en links allerlei buitenverblijven en bekoorlijke zijlanen, die links naar het nog nieuwe Wilhelminapark geleiden, als het ware een lusthof van Flora’s kinderen. Vlak bij den ingang der Emmalaan ligt deWilhelminavijver, een der bekoorlijkste plekjes van Baarn en ontzoomd met vorstelijke villa’s.

Terugkeerend tot den grooten weg, vindt u rechts het “Emmapark”, nog kort geleden een ruischend bosch en nu bebouwd met villa’s, die met elkander wedijveren in bevalligen bouwtrant of keur van bloemen en heesters.

Nog enkele schreden en onze weg bereikt de spoorlijn 

van Amsterdam, die in een diep ravijn

ligt, een bewijs, dat we hier in ’t hoogste deel van Baarn wandelen. Op de spoorbrug bewonderen wij het prachtig uitzicht op de spoorlijn, en genieten van een tafereel, dat ons aan Limburg doet denken.

Over de spoorbrug 

gaat de statige straatweg – thans met een dubbele rij beuken ter weerszijden – verder, hij zou ons na een goed kwartier aan ’t Paleis Soestdijk 

brengen. Doch wij bewaren die wandeling voor later. Wij slaan hier voor de spoorbrug links langs het ravijn af, over den ”Boulevard”, een schitterend stuk werk van de Verfraaiingscommissie. Hier zijn iets verderop over een paar uitgeholde voetpaden zoogen. “Ruine-bruggen” gebouwd, die zeer schilderachtig aandoen. Bij de tweede Ruinebrug 

niet ver van ’t station – is in 1912 over de spoorlijn een  brug

gebouwd, die naar het Prins Hendrik-Park leidt, vol van aristocratische villa’s.Wij slaan echter bij de Ruinebrug linksaf den Ouden Utrechtschen weg 

in, alweer door villa’s geflankeerd. Vooral deze, op den hoek rechts, “Hoog-Wolde”, trekt bijzondere aandacht om haar trotschen bouwstijl en lommerrijk park. Zoo passeeren wij links weldra de nette Gereformeerde Kerk, die in 1881 gebouwd werk, en bereiken wij hier nog even de fraaie Amalialaan, die verder als Nieuwstraat langs het hotel
de la Promenade

ons in de Laanstraat brengt.

Deze straat, naar Burgemeester Laan genoemd, was voor de opening van de spoorlijn, nog een holle zandweg – thans heet zij wel, wegens de vele winkels, onze “Kalverstraat”; zij is dan ook de eenige straat in Baarn, die door het ontbreken van voortuinen aan een stad doet denken.

Aan de Teding van Berkhoutstraat (ook naar een Burgemeester genoemd) staat het nieuwe Post- en Telegraafkantoor.

Verder brengt de Laanstraat

ons terug op ons uitgangspunt, den Brink, waar wij voor heden met een “Tot ziens”, afscheid nemen.

Mij dunkt, deze eerste wandeltocht – een uur gaans – heeft u al een voorproef kunnen geven van het zeldzame natuurgenot, dat u op onze verdere wandelingen wacht.